Promotiebeurs blijkt hbo-beurs

Altijd fijn wanneer je met een vraag rondloopt en er onderzoek blijkt te zijn dat die vraag probeert te beantwoorden. Zo vroeg ik me afgelopen herfst af of de promotiebeurzen voor docenten al geëvalueerd zijn. Naar nu blijkt dat het bureau Regioplan dit onlangs heeft gedaan. Met rode koontjes begon ik met lezen van het onderzoek ‘Evaluatie Promotiebeurs voor leraren’. Dat enthousiasme zakte tijdens het lezen behoorlijk weg, maar daarover later meer. Eerst de data.


De promotiebeurs voor docenten blijkt een hbo-beurs. Van de 345 docenten die hun aanvraag gehonoreerd zagen, geeft twee derde les op het hbo (mijn afgewezen poging in 2011 behoorde zoals u zich wellicht herinnert, tot de 944 aanvragen die de prullenbak in gingen. Gelukkig kon mijn promotie op een alternatieve wijze worden gefinancierd).
Van deze 345 docenten hebben er tot nu toe twintig hun promotie afgerond. Het reservoir met docenten dat een promotie overweegt, droogt flink op: het aantal aanvragen per ronde is ten opzichte van acht jaar geleden, de start van de promotiebeurs voor docenten, meer dan gehalveerd. Een logisch gevolg daarvan is dat de kans op honorering van een voorstel toeneemt. In 2014 viel slechts 21 procent van de aanvragen in de prijzen, in 2017 steeg dit percentage naar 42 procent.


Een opvallend gegeven is dat tachtig procent van de aanvragen uit de alfa- en gammahoek komt. De honoreringskans van deze aanvragen is met vijfentwintig procent niet erg hoog. Vanuit de hoek ‘leven/medisch’ is die honoreringskans bijna twee keer zo hoog. Binnen de alfa- en gamma-aanvragen heeft een derde een vakdidactisch, onderwijskundig of pedagogisch aspect. De promotiebeurs voor docenten blijkt dus voor een groot deel ook echt een onderwijsbeurs te zijn. Verder blijkt uit de cijfers dat vrouwen langzamerhand de overhand krijgen: van 2011 tot en met 2013 vroegen meer mannen een beurs aan, vanaf 2014 komen de meeste aanvragen van vrouwen.


Interessante gegevens, maar toch taande mijn enthousiasme zoals gezegd over dit onderzoek tijdens het lezen. Waarom? Omdat nog niet de helft van de promovendi bereid was mee te werken aan het evaluatieonderzoek. Een ontluisterende reactie van mensen die zelf met onderzoek bezig zijn en dus aan den lijve weten hoe vervelend non-respons is.
Regioplan ging vervolgens aan de slag met twaalf interviews met laureaten over de promotiebeurs. Ook sprak ze met acht leidinggevenden. Hoe je met dergelijke kleine aantallen iets zinvols kunt zeggen over de promotiebeurs is mij een raadsel. De conclusie is – hoe verrassend – dan ook dat er geen relatie te leggen is tussen de promotiebeurs en onderwijskwaliteit. Verder lijkt het erop dat onderzoeken waarbij de werkgever ook een belang heeft – het onderzoek past binnen het beleid op een school – een grotere kans van slagen heeft. Maar werkgevers zien ook beren op de weg. Een aantal van hen verwacht de promovendus niet te kunnen behouden, wanneer deze de promotie heeft afgerond. Weer andere werkgevers hebben geen idee wat ze de promovendus moeten aanbieden ná de promotie; terug naar oude situatie van vóór bul lijkt niet mogelijk.


Deze conclusies op basis van veel te weinig waarnemingen dwingt tot de opmerking die op het einde van veel onderzoeken wordt opgenomen: vervolgonderzoek moet uitwijzen hoe de promotiebeurs voor leraren nu werkelijk gaat uitpakken.

Over een paar jaar nog maar weer eens kijken en dan beter, stel ik voor.